Over mij

Mijn foto
Text and the City is een journalistieke week van Artforum voor jongeren van 15 tot 18 jaar. Professionele journalisten Wouter Hillaert (De Standaard), Tine Hens (Knack Focus) en Maartje Luif leren vijf jongeren- Jelena, Lotte, Nozizwe, Anna en Lien - tijdens de paasvakantie de kneepjes van het vak. Zo maken ze kennis met verschillende journalistieke genres zoals interviews, reportages, nieuwsstukken, recensies en columns.

maandag 25 april 2011

interview Wouter Deprez

hier is het interview met Wouter Deprez, Wannes Capelle en Frans Grapperhaus:
http://www.youtube.com/watch?v=6BJqahtcSzU
http://www.youtube.com/watch?v=rplSLXen_6I
http://www.youtube.com/watch?v=NU3FSFOsd-I
veel luisterplezier:)
het interview met Bert Gabriëls komt eraan,
het duurt wel lang om de filmpjes te uploaden, vandaar de vertraging
groetjes
Lien

zaterdag 23 april 2011

Interviews

Hola, het is nog niet helemaal gedaan
voor de liefhebbers komen de interviews met Wouter Deprez en Bert Gabriëls er nog aan
nog een beetje geduld...
Lien

Dat was het dan.

Het is zaterdagavond en dat wil zeggen dat onze journalistieke week voor bij is. Ik denk dat het voor iedereen wel een beetje een gevoel is van 'Nu al?'. We hebben een heel leuke week gehad, waarvoor ik Jozefien en alle anderen die hun best voor ons hebben gedaan nog eens wil bedanken. :) We hebben wel afgesproken dat als we nog eens iets schrijven, dat hier zullen posten. Dus hopelijk komt het er nog van.
x, Jelena

Persconferentie !!

De persconferentie ging super ! We hebben zelfs mensen moeten wegsturen ... ;)

Taste Festival Leuven

Taste Festival Leuven

’T STUK – LEUVEN
Van dinsdag 26 tot vrijdag 29 april tonen jonge kunstenaars wat ze in hun mars hebben tijdens het Taste Festival in Leuven. Wij gingen praten met de jonge beeldend kunstenaar Erki De Vries en choreograaf Benjamin Vandewalle, die samen de voorstelling ‘One/Zero’ op poten hebben gezet. Ook de choreograaf Vincenzo Carta wist niet aan onze vragen te ontsnappen.

Op het zonnige terras van het STUK-café ontmoetten we Erki De Vries en Benjamin Vandewalle. Die laatste was zelfs bereid zijn lunch voor ons nog even aan de kant te zetten. Volgens ons heeft de honger hun helder denken en antwoorden niet aangetast, maar oordeelt u vooral zelf.




Jullie hebben al vaker samengewerkt, maar waar kennen jullie elkaar eigenlijk van ?
Vandewalle: Een paar jaar geleden organiseerde ik een tentoonstelling waarvoor ik verschillende kunstenaars had uitgenodigd en Erki was één van de artiesten die gereageerd hadden op mijn oproep. Die samenwerking is toen vrij vlot verlopen en vanaf dan ben ik Erki’s werk beginnen volgen.

Hoe kom je dan op het idee om samen iets te beginnen want choreograaf en beeldende kunstenaar is toch een beetje een rare combinatie?
De Vries: Dat hangt af van wat je maakt. Voor deze voorstelling bestond mijn werk vooral uit het maken van een aantal ruimtes en installaties waarin je moet als toeschouwer een actor kunt zijn en je eigen weg bepalen, terwijl er een voorstelling gespeeld wordt. Voor het decor baseerde ik mijn installaties op choreografieën en ging ik dus ook veel naar dansvoorstellingen kijken. Mijn persoonlijk doel was om de installaties niet alleen te bouwen, maar ze ook te ‘choreograferen’.
Vandewalle: Bij mij is het net omgekeerd, ik probeer mijn dansen te plaatsen in een specifieke ruimte en dus moest ik inspiratie opdoen om er iets vormelijks van te maken. Ik ging dus ook veel naar voorstellingen en tentoonstellingen.

Dus het was gemakkelijk om samen te werken? Verschillen van mening en visie kwamen nooit voor?
De Vries: Het samenwerken op zich was niet zo moeilijk, maar meningsverschillen zijn tijdens een samenwerking bijna evident.

Maar het lag dus bijvoorbeeld niet aan het feit dat jullie visie anders zou zijn omdat de één beeldend kunstenaar is en de ander choreograaf?
De Vries: Natuurlijk wel, maar je bent met twee heel verschillende kunstenaars met elk een andere visie en voor een groot deel loopt dat mooi samen, maar je hebt allebei een andere kijk op de zaken.
Vandewalle: Als ik bijvoorbeeld met een andere choreograaf samenwerk, werken we beiden in hetzelfde medium en kan het wel eens voorkomen dat het nog harder botst. Je hebt ook allebei heel specifieke ideeën voor hetzelfde medium en met twee soorten media behoudt elk idee zijn eigen ruimte.
De Vries: Absoluut. Wij hebben nu ook elk onze eigen vakkennis en wat Benjamin kan, daar raak ik niet aan.
We discussiëren soms wel over fundamentele dingen zoals de vorm. Die beslissingen moet je gewoon samen nemen. Wat Benjamin doet met de dansers, ik kan daar mijn mening over zeggen, maar (wegwerpgebaar) dat is zijn gebied en hij moet zich op dat vlak niets van mij aantrekken. Omgekeerd net hetzelfde: ik kan doen wat ik wil. Soms bekvechten we wel eens over het één of ander,           maar samenwerken aan een voorstelling draait voor een groot deel ook rond vertrouwen.

Jullie hebben ook eerder samengewerkt, in 2009 was dat, de voorstelling heette ‘Birdwatching’. Zijn jullie er nu anders aan begonnen, hebben jullie op een andere manier moeten samenwerken?
De Vries: Bij ‘Birdwatching’ moesten we echt vanaf nul beginnen, het heeft wel een maand geduurd voor we zeker waren van wat we wilden doen. Er waren heel veel ideeën, alles (ook wij) moest nog op elkaar worden afgestemd, het was een soort aftastende zoektocht. Bij ‘One/Zero’ was er meteen een vrij duidelijk concept en dat maakt een groot verschil.
Vandewalle: Bij ‘One/Zero’ wordt er gewerkt met het principe dat het licht continu aan en uit gaat en dat heeft altijd al vastgelegen.

Bij een live-opvoering heb je direct contact met je publiek en dat vinden jullie allebei belangrijk. Zou je ooit een opvoering filmen en dan daarna vertonen?
De Vries: In mijn eigen werk gebruik ik soms video-elementen. Dat is een ander medium, maar je hebt evengoed publiek nodig dat naar je video kijkt. Het blijft wel anders; met video’s kun je dingen anders doen dan live. Tijdens een film kun je ook gewoon naar buiten lopen terwijl een voorstelling een bepaald verloop heeft en je hem moet uitzitten.
Vandewalle: Een live publiek biedt ook andere mogelijkheden. Er zijn bepaalde effecten die op het witte doek helemaal anders over zouden komen dan live. Onze interesse gaat uit naar wat we live met mensen kunnen doen. Ik heb een paar jaar geleden hier in het STUK wel een aantal dansfilms vertoond, onder andere van mijn tijd in Mozambique. Bij zo’n dingen ligt je interesseveld ergens anders e dan kies je dus ook voor film om verschillende redenen. In een voorstelling zoals ‘One/Zero’ ligt de nadruk op de ervaring van het ‘hier en nu’. Bij film is zoiets veel moeilijker omdat je een grotere afstand te overbruggen hebt.

‘Het publiek maakt de voorstelling.’


De omschrijving van de voorstelling is: ‘een opmerkelijke en innovatieve choreografie in stripvorm’. Is dat een juiste visie, of hoe zou je hem zelf omschrijven?
Vandewalle: Ik ben niet echt tevreden met die omschrijving. In mijn ogen maakt het publiek de voorstelling door in hun eigen hoofd met alle losse elementen één geheel te creëren. Daar gaat het voor mij vooral om.
De Vries: Een stripverhaal gaat trager: het zijn allemaal aparte beelden, maar je glijdt er doorheen, je kunt zelf bepalen hoe je ze koppelt. Bij een strip kun je ook af en toe gaan terugkijken, hier krijg je tussen elk beeld een ‘black-out’, dan wordt het in de zaal helemaal donker gemaakt. Daardoor moet je, om het volgende beeld te kunnen begrijpen, zelf in je geheugen gaan zoeken naar het vorige. Zo blijft het tafereel nawerken en word je als toeschouwer teruggeworpen op jezelf.

One/Zero heeft een vrij wetenschappelijke achtergrond. Er komen aspecten van fysica aan bod, maar ook van filosofie en neuropsychologie. Het is een vrij complex concept en een beetje vergezocht misschien, hoe is het idee geëvolueerd?
De Vries: We stellen ons in het stuk verschillende levensvragen zoals: ‘wat is tijd?’, ‘hoe werkt ons brein?’, ‘hoe nemen we informatie op en hoe verwerken we die’ en ‘wat is ruimte en hoe staan wij als mens in die ruimte?’. Maar we zoeken ook naar onze perceptie, naar hoe wij kijken naar de wereld rondom ons. Dit zijn misschien abstractere concepten, maar het zijn wel dingen die ons allemaal verbinden. We doen geen wetenschappelijk onderzoek of proefondervindelijk werk, maar we zijn oprecht geïnteresseerd in de wetenschappelijke verklaring voor deze vragen.

Is er in deze voorstelling een boodschap die je wil meegeven aan je publiek?
De Vries: We willen het publiek vooral vragen of ze zich bewust zijn van hoe ze naar de wereld kijken, of ze beseffen dat iedereen anders naar de dingen kijkt en zelf zijn waarheid bepaalt en dat er geen objectieve werkelijkheid bestaat.

Dus jullie willen het publiek meer iets laten beseffen dan ze echt iets bij te leren?
Vandewalle: Er is geen intellectuele boodschap of kernzin als, ‘het leven is mooi’, de boodschap zit in de ervaring zelf. We geven ons publiek een kans anders in de wereld te gaan staan door gewoon te beleven.
De Vries: Als kunstenaar maak je in de eerste plaats iets omdat je je een vraag stelt en er een oplossing voor probeert te vinden. Voor mij is een werk pas geslaagd als je er zelf iets over hebt bijgeleerd. Je beleeft dan de ervaring ook zelf en je voelt dat je werk je een stap verder heeft gebracht, en in het beste geval heeft het publiek dat ook.

Kun je nu zeggen dat je veel van je eigen werk hebt bijgeleerd?
De Vries: Praktisch wordt je natuurlijk altijd een beetje beter in wat je doet, maar je voelt ook meer hoe je in het leven staat, je wordt bewuster van jezelf.
Vandewalle: Experimenteren zoals bij ‘Birdwatching’ leert jezelf heel veel over hoe je bewegingen aanschouwt. Op die manier verrijkt het je want doordat je dingen wil onderzoeken en je geïnteresseerd bent, kom je heel veel dingen te weten.


‘Voor mij is een werk pas geslaagd als ik zelf iets heb bijgeleerd.’




Benjamin, van jou speelt er ook een voorstelling die je alleen hebt gemaakt, namelijk ‘CoproduPUBLIEKtie’. Die draait rond het concept ‘subsidiëring’. Is het een artistieke vorm van kritiek?
Vandewalle: Ik geef zeker geen kritiek. De voorstelling gaat erover dat bij dit systeem de omstandigheden en vorm van je werk heel bepaald zijn. Subsidiëring is absoluut nodig, maar we moeten niet zomaar alles aanvaarden, we moeten ons vragen stellen en alternatieven uitproberen. Je bent als artiest volledig afhankelijk van dit systeem, dus ik ben op zoek gegaan naar een andere manier om werk te creëren.

In je voorstelling vraag je dus rechtstreeks dingen aan het publiek?
Vandewalle: Ik nodig het publiek uit om mij te steunen, mee producer te zijn bij een nieuwe voorstelling die ik wil maken. Ik vraag financiële bijdragen, maar in ruil krijgen zij tickets voor de première, ze zijn mee betrokken bij het creatieproces en ik vraag hen om feedback.
Je promoot dan eigenlijk een soort mecenassysteem. Vind je dat systeem ook beter dan het subsidiëringsysteem dat we nu hanteren?
Vandewalle: Voorlopig is er nog niets bezig, dus kan ik het niet vergelijken, maar ik denk dat beide systemen zo hun voor- en nadelen hebben. De subsidiemethode vereist veel tijd en soms krijg je het nodige geld niet eens, maar bij het mecenassysteem is het budget natuurlijk veel minder en je moet tot op zekere hoogte meer dan anders rekening houden met je publiek.



Je bent een professionele choreograaf,  hoelang ben je eigenlijk al met dans bezig?
Vandewalle: Ik ben beginnen dansen toen ik acht jaar was en ik heb later een opleiding Klassiek Ballet gevolgd aan de Koninklijke Balletschool in Antwerpen. Op mijn negentiende ben ik overgeschakeld naar hedendaagse dans maar ik ben pas beginnen choreograferen toen ik 21 was.

Wat vind je het leukst: zelf dansen of iemand een choreografie aanleren?
Vandewalle: Zelf dansen in mijn eigen choreografie. Om goed te kunnen coördineren bij deze voorstelling, moest ik mijn drang om mee te dansen op het podium aan de kant zetten.

Je zei daarnet ook al dat je Mozambique hebt gewerkt. Was het moeilijker of anders om daar te werken dan hier?
Vandewalle: Ik ben heb voor Mozambique gekozen omdat ik daar mensen kende van mijn tijd aan P.A.R.T.S. (Performing Arts Research and Training Studios vzw nvdr.). Die mensen waren ook met hedendaagse dans bezig, maar in een totaal andere context. Laat het nu net de context zijn die je werk bepaalt. Je werkt er ongeveer met dezelfde ideeën als hier, maar de omstandigheden zijn helemaal anders en dat maakt het voor mij heel interessant. De mensen zelf zijn niet anders; als ik daar met iemand zou improviseren, zou dat hetzelfde zijn hier.


Erki, hoe kun je als kind eigenlijk bezig zijn met beeldende kunst? De Vries: Toen ik klein was, maakte ik al heel veel dingen. Vanaf mijn zestiende heb ik school gelopen in Brussel en daar heb ik een voorbereidend jaar architectuur gedaan, al wilde ik echt beeldhouwkunst studeren. Ik ben ook naar heel veel tentoonstellingen gaan kijken en door al die verschillende werken heb ik beseft, ‘dit wil ik ook, zoiets wil ik maken’.



Experimenteerde je daarvóór al, in je vrije tijd ?
De Vries: Toen ik jonger was, was ik vooral bezig met muziek. De interesse voor kunst was er gewoon en via school maakte ik al dingen. Ik voelde dat dit iets voor mij was en dat ik het goed kon, maar ik ben pas echt dingen voor mezelf beginnen maken toen ik ongeveer twintig was. In het begin maak je veel omdat het bijvoorbeeld moet voor school, maar om voor jezelf te werken moet je toch een soort knop omdraaien. Ik doe mijn werk heel graag, ik krijg er energie van, alles gaat sneller, maar bovenal word ik er ook gelukkiger van.


Wat vinden jullie het leukst om te doen: een soloproject maken of samen met iemand iets in elkaar steken?Vandewalle: Allebei hebben voordelen en nadelen. Als je helemaal alleen werkt, zit je na een tijd ‘in uw studiooke uwen kas op te fretten’. Je hebt geen referentiepunt dus je loopt een beetje verloren, maar langs de andere kant ben je helemaal vrij en moet je met niemand rekening houden. In groep wordt je dan weer voortdurend geïnspireerd door elkaar, maar samenwerken met mensen kan soms heel moeilijk zijn.
De Vries: Je zit dan ook in een werkrelatie. In relaties moet je kunnen communiceren en dat is niet altijd even makkelijk.

‘Er bestaat geen objectieve waarheid.’


Vinden jullie het belangrijk dat je goed overeen komt met de personen met wie je werkt? Zou jullie voorstelling er anders aan toegaan als jullie band louter professioneel was?
De Vries: Ik denk van niet. Je kunt een goede voorstelling maken door alleen te teren op een werkrelatie, maar nu met Benjamin heb ik ook een vriendschappelijke relatie. Het wordt pas echt moeilijk als je met een heel goede vriend gaat samenwerken. Het is soms moeilijk je relaties van elkaar te onderscheiden. Bij ons is dat nu ook: wij kunnen echt ruzie maken op professioneel vlak, maar als je buiten stapt, is dat afgelopen. Je kiest op voorhand met wie je wil samenwerken, want een band is belangrijk. Ik kan me niet voorstellen dat ik samen zou werken met iemand met wie ik niet overeen kom.
Vandewalle: De mensen met wie je samenwerkt moeten ook mensen zijn met wie je zou kunnen samenwonen want een werkproces kan soms heel intensief zijn. Nu logeren we met de dansers allemaal samen in eenzelfde appartement van het STUK, dus we moeten het echt wel kunnen vinden met elkaar. Tijdens casting is dat dan ook één van mijn eerste en belangrijkste criteria. Ik kies liever een danser met wie ik een band heb, dan een danser die technisch heel goed is, maar met wie ik niet overeen kom.




En om af te sluiten: tussen ‘Birdwatching’ en One/Zero’ zit er ongeveer anderhalf jaar, wat hebben jullie in die periode gedaan?
De Vries: In 2009 had Thomas Ryckewaert ter gelegenheid van het Darwin-jaar een drieluik gemaakt, en het laatste luik was een voorstelling waarvoor ik het decor heb ontworpen. Voor deze voorstelling hebben we ons niet zozeer gebaseerd op wetenschappelijke informatie, maar vooral op onze eigen kijk. Dan heb ik naast die voorstelling hier en daar nog kleinere zijprojecten gedaan en een eigen werk geproduceerd.
Vandewalle: Ik heb gewoon gewerkt aan deze voorstelling!








“Hoger? Nee, ik wil dieper gaan!”.

Toen we met ons drieën aan het Stukgebouw aankwamen, moesten we zoeken naar een Italiaanse danser. Zo moeilijk was hij niet te vinden. De artiesten waren met veel aan het lunchen, maar zelfs langs achter was Vincenzo Carta niet moeilijk te herkennen. Met zijn donkerbruine haren en een krant in zijn hand. We hebben onze Engelse cursussen weer in ons hoofd moeten bovenhalen om deze jonge kunstenaar onder onze vragen te bedelven.



Om te beginnen: de voorstelling heet ‘Gnosis #1’. Dat is een rare naam. Waar komt hij vandaan?
Gnosis is een Grieks woord voor kennis. Ik bedoel ermee: kennis die je krijgt door ervaring met je eigen lichaam en door wat je ziet. Zulke kennis krijg ik door mijn werk. Dus geen rationele kennis. Ik heb geen persoonlijke interesse in Griekenland, maar Gnosis was gewoon het juiste woord.
Jullie beelden één lichaam uit, dat gevormd wordt door vier dansers met één collectief brein. Waar komt dat idee vandaan?
Wel, we werken met het idee van hersengolven en het collectieve brein. Er zijn vier verschillende hersengolven. Er is een computerprogramma dat de hersengolven analyseert en vier gemoedstoestanden meet. Dus wij zijn met vier en ieder van ons neemt één van de vier  gemoedstoestanden aan en als resultaat vormen wij tezamen een collectief brein.

Eerder zei u dat het vooral gaat over kennis die je krijgt door directe ervaringen. Krijgt u die kennis door het dansen of van iets anders?
Wat je ook doet, het bestaat op één of andere manier al. En al de kennis, die instinctief uit je komt, die wordt door ons geabsorbeerd. We hebben voor de voorstelling gewerkt met elektroden op ons hoofd. Door die ervaring leren we onze hersengolven en onze gemoedstoestand te controleren. Dat maakt de voorstelling een beetje mystiek.

Hebben de dansers alles samen met u gemaakt?
Natuurlijk, het is onmogelijk om het hoofd van iemand anders te controleren. Ze moeten weten wat er aan de hand is. We hebben hier allemaal moeten leren hoe we met ons brein om moeten gaan.

Uw ideeën zijn zeer origineel en ingewikkeld. Hoe kom je aan zoiets?
Door te surfen op het internet kwam ik iets over hersengolven tegen. Toen kreeg ik meer interesse voor het brein. En niet alleen voor het brein, ook voor het lichaam. Door het systeem dat ik hier gebruik, kunnen wij onze gevoelens aan het publiek duidelijk maken. Door de hoofdtelefoon die we tijdens het dansen dragen, zetten we onze gevoelens om in geluid en licht.
Gelukkig ken ik een componist die met elektronische muziek en de nodig technologie werkt. Door hem werd het mogelijk.

Hoe voelt u zich als u aan het optreden bent? Heb je stress en angst om geen fouten te maken of overheerst de passie voor het dansen?
Dat is een heel moeilijke vraag omdat we juist de gevoelens van stress opzij moeten zetten. Doordat we zo bezig zijn met onze gevoelens zouden we dat allemaal tonen in onze dans en dat zou heel de voorstelling verpesten.




Danst u meer voor uzelf dan voor het publiek?
Hm, nee. (lacht) Terwijl ik aan het dansen ben denk ik niet veel aan de toeschouwers, maar voor een deel doe ik het ook voor hen. Ik wil hen laten zien hoe ik me voel.

U hebt uw studie architectuur laten vallen om te gaan dansen. Waarom?
Ik had een passie voor architectuur, maar op een bepaald moment vroeg mijn lichaam om te bewegen. Mijn instinct zei me dat mijn ziel bij het dansen lag. Ik danste al toen ik heel jong was, maar dat was amateuristisch. Als kunstenaar dansen is nog iets heel anders.
Mijn familie was wel teleurgesteld dat ik stopte, maar toch zijn ze me blijven steunen. Ze komen ook naar deze voorstelling kijken, maar wel pas als hij in Sicilië te zien is, waar ze wonen.

Hoe ziet u uw nabije toekomst? Wilt u graag ‘hoger’ klimmen? Zou u graag beroemder worden?
Ik zou wel beroemd willen zijn, maar ik wil toch oprecht blijven. Want als je beroemd bent, is het makkelijk om mensen blij te willen maken en jouw droom uit het oog verliezen. Ik wil niet dat ik te veel over het commercieel aspect denk. Ik hoop dat we ooit rond de wereld kunnen reizen om ons werk te voorstellen.

U komt van Sicilië. Denkt u dat uw afkomst een  invloed heeft op uw danskeuze? Stel dat u uit Amerika kwam, zou u dan niet veel meer bezig zijn geweest met hip hop, pop, etc…?
Deels wel. Maar je hoeft niet Amerikaans te zijn om iets met hip hop te willen doen, dat heeft met je interesse te maken. Ik heb ook invloeden uit België opgepikt, want ik heb hier wel negen jaar gestudeerd. Maar ik denk wel dat ik hip hop gedaan zou kunnen hebben. (lacht)

Zou u een andere danser zijn als u niet in P.A.R.T.S. had gezeten?
Ik zou hélemaal verschillend zijn als ik daar niet gezeten had. De kwaliteit van de les die we daar hebben gekregen is zeer hoog. Ik heb daar ook manieren mee gekregen om mijn creativiteit de vrije loop te laten. Ik heb natuurlijk geen glazen bol, maar ik denk dat ik een veel minder goed danser zou zijn als ik daar niet had gezeten.

U hebt al samen met Benjamin Vandewalle gewerkt in ‘We Go’. Gaat u naar zijn voorstellingen kijken volgende week?
Ongetwijfeld. Maar voor de première ga ik al naar de repetities kijken. We geven elkaar feedback en volgen elkaars werk. Waar ik ga zitten? Misschien niet in het eerste rij, maar toch wel ergens in het midden!

Zie je jezelf over een paar jaar hoger dan je nu bent?
Euh, hoger heeft geen betekenis voor mij. Ik wil dieper gaan. Ik probeer elke dag iets nieuws te leren, oprecht te zijn. Hoger gaan geeft geen verrassingen. Alle schatten zitten diep.

Zitten de meeste van uw vrienden meer binnen de muziekwereld of niet?
Beiden. Ik zit natuurlijk in die wereld, dus is het logisch dat ik daar ook vrienden heb. Maar ik heb ook vrienden over van toen ik studeerde en die hebben niets met muziek te maken. Mijn beste vrienden hebben eigenlijk niets met muziek.

Mist u uw thuis soms?
Ja, maar niet als er zon is. (lacht). Als het grijs en bewolkt is wel.

Hoe vindt u België?
Geweldig. Grijs en geweldig!


Door Nozizwe, Lien, Lotte en Jelena

Vuistje


Wouter Deprez


interview Wouter Deprez
“Eigenlijk ben ik wel een eikel”

Donderdagavond, half elf in de Minnepoort. ‘Maanziek’, die nieuwe voorstelling van komiek Wouter Deprez, singer-songwriter Wannes Capelle en cellist Frans Grapperhaus is juist gedaan en het publiek staat aan te schuiven voor een gesigneerd(e) boek of CD. Na een half uurtje kunnen we, samen met andere nieuwsgierige toeschouwers, onze vragen afvuren op Wouter Deprez & co.

Bij de beschrijving van de voorstelling stond o.a. “over maanzieke honden”...

Wouter Deprez: Ja, Waar dat zat zeker? Ja, dat vragen wij ons ook af. (lacht) “Fijne hartpijnen, hordes des levens, ...” Dat heeft een praktische verklaring: we zijn in première gegaan in februari 2011 en de voorstelling wordt verkocht vanaf november 2009. Het merendeel van de verkoop gebeurde eind 2009 en op dat moment wisten wij dat wij een voorstelling wilden maken, maar we hadden nog geen idee waar die over zou gaan. Wij zitten dan absurd lang op voorhand samen en schrijven een zo vaag mogelijk tekstje, dat zo interessant mogelijk klinkt.
Ik vind dat wel een lastig idee. De verkoop start altijd vroeger. Sinds ik speel, is dat ongeveer 3 maanden opgeschoven. Ik vind dat veel te lang op voorhand om zinnige dingen te zeggen over wat je gaat maken. Programmatoren en boekingskantoren vinden dat ook en om de één of andere reden schuift dat telkens op, omdat er altijd meer voorstellingen zijn. Boekingskantoren gaan steeds vroeger de baan op om zeker te zijn dat er wat verkocht is. Dat is dus de reden waarom dat je dit soort vage omschrijvingen krijgt.

Deze voorstelling was een soort afscheid omdat je voor een jaar naar Zuid-Afrika vertrekt. Heb je plannen om ook daar met dit soort dingen bezig te zijn?

Deprez: Met dit soort optredens, optredens over verwaandheid of over het afschermen van gevoelens? Dat lijkt mij een westerse problematiek. (lacht) Ik zat de laatste weken wel te denken dat ik het fijn zou vinden om daar op te treden zoals helemaal in het begin hier. Ik weet niet wat voor circuit er daar is. Ik weet wel dat daar comedy clubs zijn, maar die zijn nogal westers van opzet, dus dat kan wel boeiend zijn, al is dat toch een andere situatie. Het is wel een zodanig politiek land dat het misschien wel fijn is om daar politieke comedy te gaan maken. Hoewel dat niet ongevaarlijk is.

Die reis naar Zuid-Afrika is zo’n beetje de kapstok van de voorstelling waar alles aan opgehangen is.

Deprez: Ja, nu wel , maar oorspronkelijk ging het over het onderscheid tussen de integere, authentieke kunstenaar en de verwaande, arrogante, gearriveerde artiest en Frans die daar als een baken van stilte het zijne van zit te denken. In het begin zat Frans in het midden en zat die als een soort scheidsrechter, die de twee kanten zit te bekijken. (Nu zit hij aan de kant nvdr.)

Zo’n voorstelling is natuurlijk niet allemaal gewoon tekst die wordt vanbuiten geleerd en opgedragen. Hoeveel is voorbereid en hoeveel is geïmproviseerd op het moment zelf?

Deprez: Er is niet veel voorbereid hé (lacht).
Capelle: Een uurtje ervoor (lacht).
Deprez: We hebben Bach (verwijst naar Frans Grapperhaus) gevraagd wat muziek te schrijven en de rest ligt niet vast hé.
(nu serieus) Bij deze voorstelling is dat zeer moeilijk. Eigenlijk was ons oorspronkelijk onderwerp het ‘writers block’ van Wannes en ik die daarin zat te pulken. Maar dan begon Wannes plots het ene goede nummer na het andere extra te schrijven boven op die vorige CD. Toen vonden we allemaal dat die nummers echt in de voorstelling moesten omdat ze zo goed waren. Dus moesten we het verhaal rond die nummers beginnen te construeren en dat werd iets helemaal anders. Je krijgt dan heel andere verhoudingen omdat mensen die nummers gewoon heel schoon vinden. Als ik tijdens de try-outs zat te schoppen op wat Wannes deed, waren mensen daar zeer verontwaardigd over. Ons oorspronkelijk idee is dus volledig van de radar verdwenen.
Was dat een antwoord op uw vraag eigenlijk? Nee hé. (lacht)
Hoeveel dat er voorbereid is? Tamelijk veel eigenlijk. Er veranderen een paar zinnen per voorstelling...
Capelle: We zijn gewoon kei goeie acteurs, we kunnen doen alsof dat ter plekke verzonnen is.
Deprez: We vergeten vaak stukjes, allez, ík vergeet vaak stukjes, maar dan lost Wannes dat op door een hint daarnaar te geven en dat is vaak beter dan onze uitgeschreven tekst.
Capelle: Zo komen er dus altijd wel nieuwe dingen in. Tegen het einde van de tournee duurt de voorstelling zo’n drie uur.(In de Minnepoort duurde het twee uur en een half nvdr.)

Is de tekst dan helemaal uitgeschreven?

Deprez: Awel, niet alles is uitgetypt, maar we hebben een overzicht van blokjes, maar wat er in dat blokje zit verandert wel, ook op het moment zelf. Dat is bij alle drie. Bruno (technieker nvdr.) speelt elke keer met het licht. Bijvoorbeeld, als er iets gebeurt in het publiek, wat licht bijschuiven of wegschuiven. Dus het ligt wel min of meer vast, maar met mogelijkheid om te veranderen. Ik kies bijvoorbeeld elke keer iemand uit het publiek. Dat slachtoffer was vanavond Sara. Ik voel dat ze helemaal geen zin heeft om te praten en dat ze denkt “Laat mij gerust alsjeblieft” en dan is het eigenlijk niet fijn om lastige dingen tegen haar te zitten zeggen omdat je weet dat die eigenlijk zit te sterven. En het publiek voelt dat ook, dus als je op dat moment antipathiek bent, dan is dat helemaal niet zo fijn voor haar, fijn voor het publiek en fijn voor de sfeer van de avond. Later kan je die informatie nog gebruiken in de show. Dan ligt de lat minder hoog dan voor een uitgeschreven grap. In de energie van het moment kan er eigenlijk heel veel.

Tijdens de nummers zien we de vertaling op het scherm. Is dat niet spijtig, want dan luistert het publiek minder naar de tekst?

Capelle: Tja, het alternatief is dat iedereen West-Vlaams gaat leren.
Deprez: (vol onbegrip) Dat weigeren ze.
Capelle: Het ideale zou zijn dat het gewoon zin per zin op het scherm komt, zoals ik het zing. Maar dat is voor één technieker onmogelijk. Daarbij kunnen ze die ondertitels zelfs in bijvoorbeeld Kortrijk appreciëren.

Je hebt nu ook boekjes geschreven na je succes op het podium. Waarom doe je dat eigenlijk?

Deprez: Omdat het nooit genoeg is (lacht). Omdat ik dat graag doe.
Capelle: Ja, dat is eigenlijk wel een goede vraag.
Frans Grapperhaus: Nou komt de aap uit de mouw.
Deprez: Ik ben blij dat jullie (journalisten van Text and the City, nvdr.) ook eens bij de nabespreking zijn. Schrijven is een heel andere manier van uitdrukken dan op het podium dingen te staan zeggen. Er is wel een verwantschap met elkaar. Maar ik heb bij schrijven geen controle op hoe het bij de mensen overkomt. Ik moet zoveel harder nadenken, harder proberen om het juist op te schrijven en om te zorgen dat het iets teweeg brengt op het moment dat je het leest. Omdat er geen schakel meer tussen zit. Ik vind dat heel uitdagend om te doen. Een boek schrijven is iets totaal anders dan een tekst schrijven voor op podium.

Naast boeken maak je ook radioreportages. Dat is ook helemaal anders dan op een podium staan, want dan zet je jezelf aan de kant. Wat vind je het gemakkelijkst?

Deprez: Eigenlijk lijkt het wel een beetje op elkaar. Maar ik weet niet wat ik het gemakkelijkst vind. Ik wíl ook wel graag heel veel aandacht en dat wil ook zeggen dat ik een stap opzij moet zetten en dat vind ik lastig Maar ik vind het tezelfdertijd ook belachelijk voor het onderwerp te gaan staan als het daar over gaat. Bij radioreportages vind ik het moeilijk een evenwicht te zoeken tussen nederig genoeg zijn en jezelf toch niet weg te cijferen . Als je zou tellen hoeveel minuten ik aan het woord ben in zo’n radioreportage, kom je toch aan flink wat hoor.

De voorstelling wordt ook heel mooi ondersteund door de cellopartij...

Deprez: EIN-DE-LIJK !(lacht)

In die zin is het ook verrassend dat je ook het woord krijgt

Grapperhaus: Daar sta ik ook elke keer versteld van (gelach)

Waar komt de tekst vandaan?

Grapperhaus: Gewoon uit het brein verzonnen

Toevallig is er ook een werk van Toon Hermans dat er fel op lijkt.

Deprez: Oh, het is gepikt Frans!

Heb je misschien ook al muziekvoorstellingen gebracht met tekst of is dat Wouter die dat jou oplegt?

Deprez: Ola! Wouter én Wannes. (gelach)
Capelle: Uw eerste stappen als acteur...
Deprez: Het is toch helemaal nieuw voor u? Heb je op het podium al wat lijnen gehad?
Capelle: “Kan mijn monitor wat harder?” (gelach)

Voel je veel druk doordat je bekend bent?

Deprez: Dat heb ik niet echt, nee. Ik voel geen druk om de lat even hoog te leggen als in mijn vorige optredens. Eerder omdat ik dit een vreemde positie vind om vanuit te spelen, want er zitten sommige dingen in die waar zijn en dan andere dingen die niet waar zijn en dat maakt het wel verwarrend om te spelen. Soms tijdens het spelen denk ik “Wat voor een eikel ben ik toch aan het spelen” en soms denk ik ook “Maar ja, ik ben ook gewoon echt zo”. Dus dwaze vragen over hoe je overkomt en tijdens de tournee wordt dat losser en losser en eigenlijk ook grover en grover (lacht).
Maar van druk om te spelen, dat heb ik tijdens de try-outs wel even gehad. Ik vind dat wel zeer gênant als we ergens aankomen, dat alleen mijn naam er staat en dat ik dan eigenlijk moet ijveren om Wannes en Frans in de voorstelling te krijgen of aan het publiek moet ijveren om hen een kans te geven.
Capelle: Als alleen uw naam er op staat, voelen wij ook veel minder druk hoor.
Deprez: Maar ja, als het echt alleen mijn naam is die er op staat, denken de mensen de eerste tien minuten, als Wannes aan het woord is “Gaat gij voortdurend zoveel dingen blijven zeggen?” Totdat ze hebben beslist “Ah, we vinden u eigenlijk goed” en dat is ook best wel gênant, maar het is een beginsituatie die ook wel leuk is om iets mee te doen, om van underdog Wannes een ster te maken. Maar je merkt wel een heel groot verschil wanneer we  bijvoorbeeld in Kortrijk speelden, waar er veel mensen effectief voor Wannes kwamen kijken. Als ik me dan antipathiek opstelde, waren ze meteen verontwaardigd en dan verloopt de voorstelling heel anders dan vanavond. Dat is ook wel spannend, als je voelt “We krijgen het eigenlijk niet zo goed onder controle, wat moeten we hier mee doen?”.

Vaak worden Wannes en Frans dus niet aangekondigd op de affiche. Dat is dan vooral omdat u de meest bekende bent. Hoe gaat u daar mee om? Vindt  u dat erg, vooral dan misschien het effect op uw gezin? Misschien dat uw zoon bekend zal zijn als ‘de zoon van...’

Deprez: Ik denk niet dat het zo erg zal zijn in de zin van mijn zoontje als ‘de zoon van’: dat niet. Daarvoor moet je wekelijks in een veel bekeken tv-programma komen, dan krijg je een lastige bekendheid. Er is wel een moment geweest dat het lastig kón zijn. Maar dat is nu helemaal niet meer.

Er staan ook filmpjes van u op Youtube. Bekijk je die wel eens?

Deprez: Neen, ik heb dat wel nog gedaan, maar ik ben daarmee gestopt, want dit is een beroep dat zelfs bij mij het effect heeft dat ik heel zelfbewust word en dat is geen fijne situatie. Ik vind het goed, als je iets maakt, dat je gaat proberen erbuiten te staan en te kijken “wat is dat nu eigenlijk? Is dat goed, is dat niet goed, kunnen we dat nog bijsturen?” Maar het is niet goed om in het dagelijkse leven te gaan nadenken over de mening van anderen. Of ik dat nu wil of niet, ik neem dat toch serieus. Dan is het echt geen goed idee om Youtube-filmpjes van jezelf te gaan bekijken en commentaren te lezen van mensen die u geweldig of juist een eikel vinden.

U kijkt dus niet naar uzelf, maar misschien wel naar de concurrenten?

Deprez: Ook niet zo vaak, ik weet niet of dat is omdat ik dat moeilijk vind. Ik heb daar vaak niet zoveel zin in. Ik zit al vier of vijf avonden per week in een theaterzaal. Maar als ik een tijd niet heb gespeeld, dan ben ik wel hongerig.
Capelle: Ik heb wel vaak zin, maar geen tijd.
Deprez: Ik ben die paar dagen gewoon graag thuis. Ik bekijk wel DVD’s en beluister heel veel radioreportages, maar probeer het niet te zien als inspiratie. Ik zou graag gewoon willen kijken, luisteren, het los laten en zonder doel ernaar luisteren, maar dat lukt me niet zo vaak eigenlijk.

Ik heb ook ergens gelezen dat u een fan bent van Alex Agnew. Is dat waar?

Deprez: Dat is eigenlijk niet waar. Ik hou wel heel veel van de energie die loskomt als hij aan het spelen is, maar het is niet mijn smaak wat betreft humor. Ik heb meer affiniteit met Wim Helsen, Josse De Pauw of Hans Teeuwen, hoe verschillend dat ook is met wat ik maak. Als ik naar Wim ga kijken, dan ben ik daar zeer hard van onder de indruk.

Alex Agnew heeft ook onlangs in het Sportpaleis opgetreden. Zou je dat ook eens willen doen?

Deprez: Neen, want met wat ik doe, heeft het weinig zin. Ik begin steeds liever in kleinere zalen te spelen. Of bijvoorbeeld in ‘Maanziek’ zitten er zo goed als geen uitgeschreven moppen met een pointe en dat is wat je in dat Sportpaleis wel voortdurend nodig hebt: een opbouw en binnen de dertig seconden een ontlading. Met dit soort voorstelling kun je daar werkelijk niets gaan zoeken. Als dit bestaanrechten heeft, dan is het in dit soort zalen en in kleinere zalen dan dit. Ik heb daar ooit op de Pop Poll, twee jaar geleden iets gedaan met Wannes en ik vond dat eerlijk gezegd de hel, ik vind het zeer griezelig om daar iets te moeten gaan doen. Ik heb daar echt het gevoel van een geweer tegen uw hoofd “Wees grappig” en dat is voor mij een ongelooflijk weinig vruchtbare bodem.

Vindt u dat er onderwerpen zijn waarmee niet gelachen mag worden?

Deprez: Euhm, nee (lacht), nee, maar ik vind dat zeer moeilijk om dat op voorhand te zeggen. Ik heb vaak wel een idee op een moment dat er een rel is over iets of je dat zou mogen zeggen of niet. Is er volledige vrijheid van meningsuiting? Geen idee, dat werkt niet zo in mijn hoofd. Dat werkt in de rechtspraak trouwens ook niet zo hé. Ik word ook vaak kwaad als er op die manier journalisten bellen als er een relletje is om te vragen “Moet er een volledige vrijheid van meningsuiting zijn?” Ik weet dat niet.

Het is wel in het concept van de voorstelling, maar de liedjes gaan over gevoelens en dan worden ze zo in het belachelijke getrokken in de voorstelling. Het is een heel delicaat evenwicht om ze dan toch te brengen. Want dat is toch niet zo normaal als zanger?

Capelle: Dat is wel altijd een beetje onze zorg geweest, dat we het niet in het belachelijke trokken, of toch niet té belachelijk maakten. Ik zou het zeker niet fijn vinden als ze mijn nummers helemaal zouden afbreken. Er is eigenlijk maar één zo’n moment geweest: wanneer ik ²een liedje probeer in te zetten van “ik probeer u te vergeten” en dat Wouter stug voor zich uit blijft kijken. Maar dan verschuift dat eigenlijk al redelijk snel.
Deprez: We waren daar op voorhand bang voor. Maar al van de eerste try-out is het zo geweest dat wat wij ook probeerden en hoe grof de stukken tussen de nummers ook waren, die nummers bleven altijd recht. Zelfs als ik nadien de tekst erbij nam, begon te analyseren en op iedere zin zat te kappen, dan bleef dat nummer eigenlijk nóg recht.

Als laatste vraag: het heeft niets te maken met de voorstelling, maar sinds wanneer heeft u die oorbel en waarom?

Deprez: Dat was een rite de passage, een overgangsrite. In ons college mocht je geen oorbellen dragen en ik zat niet graag op school. Het was de eerste dag na de examens: we hadden een vergadering met de mensen die monitoren zouden zijn op het speelplein. Toen zei ik “Voilà, ‘t school is voorbij en ik wil graag een oorbel.” En toen heeft een vriend de goedheid gehad om die te prikken bij mij met een voorlopige oorbel, zo’n bolletje en een staafje. Hij was er van overtuigd dat het zo moest, dat ik mijn oorlel op de lavabo moest leggen en hij daar met dat staafje op moest duwen (gelach). Volgens hem ging dat heel gemakkelijk zijn, maar we zijn er toch een uurtje mee bezig geweest om dat daar door te krijgen. (gelach)


 door Lotte Smets, Anna De Smet, Lien Claeys en Jelena Van Meerbeek
 met speciale dank aan Nozizwe 

Maanziek

‘Maanziek’ in de Minnepoort
Huilen met Wannes, lachen met Deprez
door Anna De Smet
Donderdagavond 21 april 2011 speelden Wouter Deprez, Wannes Cappelle en Frans Grapperhaus in de Minnepoort ‘Maanziek’.
De avond bestond uit een afwisseling van monologen van Wouter en dialogen tussen Wannes en Wouter en uit de muziek van Wannes Cappelle, grotendeels zelf geschreven en in het West-Vlaams. Op het podium zien we Deprez in het midden met Cappelle met een gitaar en Grapperhaus met een cello aan weerszijden van hem. Er hangen gele lampjes op en vanachter is er een scherm met daarop een afbeelding van een volle maan geprojecteerd. Die projectie is trouwens het enige element dat verwijst naar de titel van de show. Ook de vertaling van de West-Vlaamse muziekteksten wordt op het scherm getoond. Het  onderwerp is de gearriveerde stand-up comedian die een minder succesvolle muzikant een plekje geeft in zijn show en hem aanspoort niet zo verlegen te zijn. Als Wannes dan uiteindelijk gebruik maakt van die aandacht en meer zelfvertrouwen krijgt op het podium, raakt Wouter geïrriteerd en beledigd.

Met Wouter Deprez kun je van het begin af aan lachen en wordt alleen maar grappiger naar het einde toe. Wannes Cappelles droevige liefdesliedjes zijn mooi, maar soms een beetje eentonig. Toch is hij geen slecht muzikant: hij heeft een goede stem en legt veel emotie in zijn muziek. Bovendien zijn de teksten knap geschreven. In ‘Keuning van de Jacht’ zingt hij: ‘We zin het speelgoed van het lot. ‘k Geef u min herte maar der es iets aan kapot. Kun je ’t nie vermaken?’ De overgang tussen de ontroerende muziek van Cappelle en de humor van Deprez is steeds abrupt maar zorgt wel voor een goede afwisseling. Saai kun je de voorstelling niet noemen. Frans Grapperhaus voegt zeker iets toe aan de muziek met zijn cellopartijen maar speelt wel een zeer bescheiden rol in de voorstelling. Enkel ongeveer halverwege ‘Maanziek’ zegt Wouter Deprez ‘Er zijn hier nog wel andere mensen op het podium die wat aandacht willen’ en plots worden alle spots op Frans Grapperhaus gericht. Die krijgt dan een monoloog van zo’n vijf minuten die eigenlijk niets met de rest van ‘Maanziek’ te maken heeft maar dat stoort niet. ‘Maanziek’ is een lange voorstelling van bijna drie uur. Toch heb je aan het einde van de voorstelling het gevoel dat het gerust nog wat langer had mogen duren.

Omdat een groot deel van de voorstelling uit de muziek van Wannes Cappelle bestaat, moet je die muziek ook wel echt waarderen. ‘Maanziek’ is een aanrader maar als je alleen voor Wouter Deprez gaat zul je teleurgesteld naar huis gaan.

          

Recensie Maanziek

Niemand zal Maanziek snel vergeten

Komiek en cabaretier Wouter Deprez, Wannes Cappelle, zanger van Het Zesde Metaal, en cellist Frans Grapperhaus treden samen op in Maanziek. Met een mengeling van muziek, comedy en toneel veroveren ze een plekje in uw hart.

Als de voorstelling begint, ziet de opstelling van de drie artiesten er uit alsof alle aandacht naar Wouter zal gaan: ze zitten een eindje uit elkaar en Wouter zit iets meer naar voor dan de twee anderen. In het begin gaat dit ook zo, Wouter vertelt over zijn toekomstige reis naar Zuid-Afrika, waar zijn vriendin voor een vzw gaat werken. Hij vergelijkt het afscheid tussen hem en het publiek met een afscheid tussen geliefden. Waarbij het voor de toeschouwers zwaar zal zijn om aan hem trouw te blijven en niet te zondigen door “misschien wel naar Wim of Philippe te gaan kijken.”

Al bij al lijkt het stuk niet goed op gang te komen. De door Wannes Cappelle in het West-Vlaams gezongen liedjes die door Wouter Deprez op zijn gitaar en door Frans Grapperhaus op zijn cello begeleid worden zijn leuk, maar de monologen van Wouter zijn niet erg meeslepend.
Dan volgt er echter een verandering in de opstelling van de artiesten. Wouter nodigt Wannes uit om op zijn plaats – vooraan – te komen zitten. Wannes wil dit eerst afslaan maar geeft dan uiteindelijk, aarzelend, toe. Hierna worden de liedjes van Wannes steeds beter en wordt het steeds duidelijk dat Wouter het  rolletje van arrogante artiest speelt. Zo stelt hij Wannes voor als zijn vervangartiest, omdat het anders voor ons onhoudbaar zal zijn om hem te missen. Langzaamaan wordt Wannes zelfverzekerder in zijn rol van frontman, maar terwijl zijn durf groeit, groeit ook Wouters irritatie.  

Het script is niet helemaal verzonnen: toen Maanziek werd aangekondigd, werd overal gezegd dat het een voorstelling van Wouter Deprez was, de twee anderen werden meestal niet vernoemd. Hierdoor groeide bij hen het idee om Wouter als arrogante artiest neer te zetten en zo het contrast tussen hem en de pure, eerlijke zanger (Wannes) te laten zien.

Door de opvolging van grappige sketches en emotionele liedjes wordt Maanziek een aaneenschakeling van emotionele hoogtepunten. Het ene moment klinken er lachsalvo’s, het volgende moment is heel de zaal doodstil. Dit zorgt ervoor dat alles een diepe indruk maakt op de kijker en dat niemand Maanziek snel zal vergeten.

Jelena Van Meerbeek

Nog meer foto's!!







Foto's Wouter Deprez!






vrijdag 22 april 2011

Bedelaars


Bedelaars in Leuven
“Die mensen verdienen respect”

Je ziet ze vaak in Leuven, meestal op een vaste plaats en met een plastieken bekertje voor zich: bedelaars. We zien hen en lopen er langs zonder er bij na te denken, maar waar komen ze eigenlijk vandaan? Hoe komen ze daar terecht? En vooral: waarom werken ze niet?
      door Anna De Smet en Jelena Van Meerbeek
De meeste mensen die in Leuven zitten te bedelen, zijn Roma uit Roemenië. En die Roma zijn ook dieven, zegt de politie. “We kunnen ze moeilijk pakken omdat ze in bendes werken. De gestolen spullen worden doorgegeven en daarom is het voor ons bijna onmogelijk hen te arresteren.”
De politie vraagt de bedelaars vaak wel naar papieren, maar eigenlijk doen ze niets verkeerd. “Bedelen is legaal. Je hebt er zelfs geen vergunning voor nodig.”
De Leuvense Roma, die wonen in caravans in de Dijledreef ,hebben strikte regels. Een van die regels is : niet praten. ‘Je suis Romanie’ is voor hen voldoende verklaring als je ze aanspreekt op straat. Wat er met het bedelgeld gebeurt is dan ook niet helemaal duidelijk. Het zou naar een zogenaamde ‘clanleider’ gaan, maar daar bestaat geen zekerheid over.

Ook bij organisaties voor kansarmen en daklozen weet men niet zoveel over bedelaars. Dit is in de eerste plaats omdat ze de privacy van de daklozen willen beschermen. Bij het OCMW kan je alleen terecht als je papieren hebt en dat is bij vele bedelaars niet het geval. In de grootkeuken van de Gasthuisberg is er gratis eten beschikbaar  voor daklozen. Dan zijn er nog verenigingen als ‘Leren Ondernemen’ en ‘Poverello’. ‘Leren Ondernemen’ is een vzw van en voor mensen in armoede. Hun doel is in alle solidariteit armoede de wereld uit te helpen. In hun thuisbasis in de Glasblazerijstraat runnen ze een restaurant, een solidaire winkel, een kinder-en jongerenwerking,… Iedereen is welkom en er wordt niet naar achtergrond gevraagd, dus hebben ze er geen idee van of er bedelaars in hun restaurant komen eten. Ook bij vzw ‘Poverello’ kunnen mensen die het financieel moeilijk hebben terecht voor goedkoop eten. Jef Martens van ‘Poverello’: “Een 5O', 6O-tal van die mensen komen bij ons eten en krijgen een volledige maaltijd voor een euro. Van tien tot vijftien uur mogen ze in onze zaal zitten en krijgen koffie en frisdrank voor twintig cent. Die mensen verdienen respect, vaak meer dan mensen die 'het gemaakt hebben' en over alles een 'ervaren mening' hebben.”

De meeste bedelaars zijn Roma, maar er zijn ook uitzonderingen.
In een deuropening in de Brusselsestraat zit een kleine, oude man met een kartonnen beker in de hand. Hij is bereid ons over zijn leven te vertellen. Jef* is afkomstig uit Bergen, waar hij zijn hele leven als mecanicien werkte tot hij artritis kreeg aan zijn rechterbeen en rug. Hij is nu 72 jaar en moet leven van een pensioen van 860 euro per maand. Volgens hem krijgen mensen met een uitkering van het OCMW meer. Omdat hij van die 860 euro niet kan leven, pendelt hij elke dag naar Leuven om te bedelen- in Bergen is er te veel concurrentie.  Gemiddeld verdient hij zo driehonderd euro extra per maand.

Dankzij de hulp van organisaties als ‘Poverello’ en ‘Leren Ondernemen’ kunnen bedelaars overleven. Bedelen is vernederend maar zolang voorbijgangers geld geven, zullen mensen het altijd blijven doen.

EN U?
Wij gingen de straat op voor de reacties van enkele willekeurige voorbijgangers. “Ze storen me niet,” zegt Leonie, een vrouw van rond de zestig die met haar kleindochter door Leuven wandelt. “Ik kijk er eigenlijk een beetje over heen. Ik geef wel nooit geld aan hen.”Dat doet Tara, een modieuze vrouw van rond de dertig, wel. “Ik geef soms wel geld, ja. Maar dat wil niet zeggen dat ik het goed vind dat ze daar zitten, ze verstoren het straatbeeld wel.”Bij de jeugd zit het nog anders. Jonas vindt hen ook storen, hij geeft nooit geld aan hen want “ze moeten zelf maar werk gaan zoeken.”

* Dit is een pseudoniem. Jef wenst anoniem te blijven.