interview Wouter Deprez
“Eigenlijk ben ik wel een eikel”
Donderdagavond, half elf in de Minnepoort. ‘Maanziek’, die nieuwe voorstelling van komiek Wouter Deprez, singer-songwriter Wannes Capelle en cellist Frans Grapperhaus is juist gedaan en het publiek staat aan te schuiven voor een gesigneerd(e) boek of CD. Na een half uurtje kunnen we, samen met andere nieuwsgierige toeschouwers, onze vragen afvuren op Wouter Deprez & co.
Bij de beschrijving van de voorstelling stond o.a. “over maanzieke honden”...
Wouter Deprez: Ja, Waar dat zat zeker? Ja, dat vragen wij ons ook af. (lacht) “Fijne hartpijnen, hordes des levens, ...” Dat heeft een praktische verklaring: we zijn in première gegaan in februari 2011 en de voorstelling wordt verkocht vanaf november 2009. Het merendeel van de verkoop gebeurde eind 2009 en op dat moment wisten wij dat wij een voorstelling wilden maken, maar we hadden nog geen idee waar die over zou gaan. Wij zitten dan absurd lang op voorhand samen en schrijven een zo vaag mogelijk tekstje, dat zo interessant mogelijk klinkt.
Ik vind dat wel een lastig idee. De verkoop start altijd vroeger. Sinds ik speel, is dat ongeveer 3 maanden opgeschoven. Ik vind dat veel te lang op voorhand om zinnige dingen te zeggen over wat je gaat maken. Programmatoren en boekingskantoren vinden dat ook en om de één of andere reden schuift dat telkens op, omdat er altijd meer voorstellingen zijn. Boekingskantoren gaan steeds vroeger de baan op om zeker te zijn dat er wat verkocht is. Dat is dus de reden waarom dat je dit soort vage omschrijvingen krijgt.
Deze voorstelling was een soort afscheid omdat je voor een jaar naar Zuid-Afrika vertrekt. Heb je plannen om ook daar met dit soort dingen bezig te zijn?
Deprez: Met dit soort optredens, optredens over verwaandheid of over het afschermen van gevoelens? Dat lijkt mij een westerse problematiek. (lacht) Ik zat de laatste weken wel te denken dat ik het fijn zou vinden om daar op te treden zoals helemaal in het begin hier. Ik weet niet wat voor circuit er daar is. Ik weet wel dat daar comedy clubs zijn, maar die zijn nogal westers van opzet, dus dat kan wel boeiend zijn, al is dat toch een andere situatie. Het is wel een zodanig politiek land dat het misschien wel fijn is om daar politieke comedy te gaan maken. Hoewel dat niet ongevaarlijk is.
Die reis naar Zuid-Afrika is zo’n beetje de kapstok van de voorstelling waar alles aan opgehangen is.
Deprez: Ja, nu wel , maar oorspronkelijk ging het over het onderscheid tussen de integere, authentieke kunstenaar en de verwaande, arrogante, gearriveerde artiest en Frans die daar als een baken van stilte het zijne van zit te denken. In het begin zat Frans in het midden en zat die als een soort scheidsrechter, die de twee kanten zit te bekijken. (Nu zit hij aan de kant nvdr.)
Zo’n voorstelling is natuurlijk niet allemaal gewoon tekst die wordt vanbuiten geleerd en opgedragen. Hoeveel is voorbereid en hoeveel is geïmproviseerd op het moment zelf?
Deprez: Er is niet veel voorbereid hé (lacht).
Capelle: Een uurtje ervoor (lacht).
Deprez: We hebben Bach (verwijst naar Frans Grapperhaus) gevraagd wat muziek te schrijven en de rest ligt niet vast hé.
(nu serieus) Bij deze voorstelling is dat zeer moeilijk. Eigenlijk was ons oorspronkelijk onderwerp het ‘writers block’ van Wannes en ik die daarin zat te pulken. Maar dan begon Wannes plots het ene goede nummer na het andere extra te schrijven boven op die vorige CD. Toen vonden we allemaal dat die nummers echt in de voorstelling moesten omdat ze zo goed waren. Dus moesten we het verhaal rond die nummers beginnen te construeren en dat werd iets helemaal anders. Je krijgt dan heel andere verhoudingen omdat mensen die nummers gewoon heel schoon vinden. Als ik tijdens de try-outs zat te schoppen op wat Wannes deed, waren mensen daar zeer verontwaardigd over. Ons oorspronkelijk idee is dus volledig van de radar verdwenen.
Was dat een antwoord op uw vraag eigenlijk? Nee hé. (lacht)
Hoeveel dat er voorbereid is? Tamelijk veel eigenlijk. Er veranderen een paar zinnen per voorstelling...
Capelle: We zijn gewoon kei goeie acteurs, we kunnen doen alsof dat ter plekke verzonnen is.
Deprez: We vergeten vaak stukjes, allez, ík vergeet vaak stukjes, maar dan lost Wannes dat op door een hint daarnaar te geven en dat is vaak beter dan onze uitgeschreven tekst.
Capelle: Zo komen er dus altijd wel nieuwe dingen in. Tegen het einde van de tournee duurt de voorstelling zo’n drie uur.(In de Minnepoort duurde het twee uur en een half nvdr.)
Is de tekst dan helemaal uitgeschreven?
Deprez: Awel, niet alles is uitgetypt, maar we hebben een overzicht van blokjes, maar wat er in dat blokje zit verandert wel, ook op het moment zelf. Dat is bij alle drie. Bruno (technieker nvdr.) speelt elke keer met het licht. Bijvoorbeeld, als er iets gebeurt in het publiek, wat licht bijschuiven of wegschuiven. Dus het ligt wel min of meer vast, maar met mogelijkheid om te veranderen. Ik kies bijvoorbeeld elke keer iemand uit het publiek. Dat slachtoffer was vanavond Sara. Ik voel dat ze helemaal geen zin heeft om te praten en dat ze denkt “Laat mij gerust alsjeblieft” en dan is het eigenlijk niet fijn om lastige dingen tegen haar te zitten zeggen omdat je weet dat die eigenlijk zit te sterven. En het publiek voelt dat ook, dus als je op dat moment antipathiek bent, dan is dat helemaal niet zo fijn voor haar, fijn voor het publiek en fijn voor de sfeer van de avond. Later kan je die informatie nog gebruiken in de show. Dan ligt de lat minder hoog dan voor een uitgeschreven grap. In de energie van het moment kan er eigenlijk heel veel.
Tijdens de nummers zien we de vertaling op het scherm. Is dat niet spijtig, want dan luistert het publiek minder naar de tekst?
Capelle: Tja, het alternatief is dat iedereen West-Vlaams gaat leren.
Deprez: (vol onbegrip) Dat weigeren ze.
Capelle: Het ideale zou zijn dat het gewoon zin per zin op het scherm komt, zoals ik het zing. Maar dat is voor één technieker onmogelijk. Daarbij kunnen ze die ondertitels zelfs in bijvoorbeeld Kortrijk appreciëren.
Je hebt nu ook boekjes geschreven na je succes op het podium. Waarom doe je dat eigenlijk?
Deprez: Omdat het nooit genoeg is (lacht). Omdat ik dat graag doe.
Capelle: Ja, dat is eigenlijk wel een goede vraag.
Frans Grapperhaus: Nou komt de aap uit de mouw.
Deprez: Ik ben blij dat jullie (journalisten van Text and the City, nvdr.) ook eens bij de nabespreking zijn. Schrijven is een heel andere manier van uitdrukken dan op het podium dingen te staan zeggen. Er is wel een verwantschap met elkaar. Maar ik heb bij schrijven geen controle op hoe het bij de mensen overkomt. Ik moet zoveel harder nadenken, harder proberen om het juist op te schrijven en om te zorgen dat het iets teweeg brengt op het moment dat je het leest. Omdat er geen schakel meer tussen zit. Ik vind dat heel uitdagend om te doen. Een boek schrijven is iets totaal anders dan een tekst schrijven voor op podium.
Naast boeken maak je ook radioreportages. Dat is ook helemaal anders dan op een podium staan, want dan zet je jezelf aan de kant. Wat vind je het gemakkelijkst?
Deprez: Eigenlijk lijkt het wel een beetje op elkaar. Maar ik weet niet wat ik het gemakkelijkst vind. Ik wíl ook wel graag heel veel aandacht en dat wil ook zeggen dat ik een stap opzij moet zetten en dat vind ik lastig Maar ik vind het tezelfdertijd ook belachelijk voor het onderwerp te gaan staan als het daar over gaat. Bij radioreportages vind ik het moeilijk een evenwicht te zoeken tussen nederig genoeg zijn en jezelf toch niet weg te cijferen . Als je zou tellen hoeveel minuten ik aan het woord ben in zo’n radioreportage, kom je toch aan flink wat hoor.
De voorstelling wordt ook heel mooi ondersteund door de cellopartij...
Deprez: EIN-DE-LIJK !(lacht)
In die zin is het ook verrassend dat je ook het woord krijgt
Grapperhaus: Daar sta ik ook elke keer versteld van (gelach)
Waar komt de tekst vandaan?
Grapperhaus: Gewoon uit het brein verzonnen
Toevallig is er ook een werk van Toon Hermans dat er fel op lijkt.
Deprez: Oh, het is gepikt Frans!
Heb je misschien ook al muziekvoorstellingen gebracht met tekst of is dat Wouter die dat jou oplegt?
Deprez: Ola! Wouter én Wannes. (gelach)
Capelle: Uw eerste stappen als acteur...
Deprez: Het is toch helemaal nieuw voor u? Heb je op het podium al wat lijnen gehad?
Capelle: “Kan mijn monitor wat harder?” (gelach)
Voel je veel druk doordat je bekend bent?
Deprez: Dat heb ik niet echt, nee. Ik voel geen druk om de lat even hoog te leggen als in mijn vorige optredens. Eerder omdat ik dit een vreemde positie vind om vanuit te spelen, want er zitten sommige dingen in die waar zijn en dan andere dingen die niet waar zijn en dat maakt het wel verwarrend om te spelen. Soms tijdens het spelen denk ik “Wat voor een eikel ben ik toch aan het spelen” en soms denk ik ook “Maar ja, ik ben ook gewoon echt zo”. Dus dwaze vragen over hoe je overkomt en tijdens de tournee wordt dat losser en losser en eigenlijk ook grover en grover (lacht).
Maar van druk om te spelen, dat heb ik tijdens de try-outs wel even gehad. Ik vind dat wel zeer gênant als we ergens aankomen, dat alleen mijn naam er staat en dat ik dan eigenlijk moet ijveren om Wannes en Frans in de voorstelling te krijgen of aan het publiek moet ijveren om hen een kans te geven.
Capelle: Als alleen uw naam er op staat, voelen wij ook veel minder druk hoor.
Deprez: Maar ja, als het echt alleen mijn naam is die er op staat, denken de mensen de eerste tien minuten, als Wannes aan het woord is “Gaat gij voortdurend zoveel dingen blijven zeggen?” Totdat ze hebben beslist “Ah, we vinden u eigenlijk goed” en dat is ook best wel gênant, maar het is een beginsituatie die ook wel leuk is om iets mee te doen, om van underdog Wannes een ster te maken. Maar je merkt wel een heel groot verschil wanneer we bijvoorbeeld in Kortrijk speelden, waar er veel mensen effectief voor Wannes kwamen kijken. Als ik me dan antipathiek opstelde, waren ze meteen verontwaardigd en dan verloopt de voorstelling heel anders dan vanavond. Dat is ook wel spannend, als je voelt “We krijgen het eigenlijk niet zo goed onder controle, wat moeten we hier mee doen?”.
Vaak worden Wannes en Frans dus niet aangekondigd op de affiche. Dat is dan vooral omdat u de meest bekende bent. Hoe gaat u daar mee om? Vindt u dat erg, vooral dan misschien het effect op uw gezin? Misschien dat uw zoon bekend zal zijn als ‘de zoon van...’
Deprez: Ik denk niet dat het zo erg zal zijn in de zin van mijn zoontje als ‘de zoon van’: dat niet. Daarvoor moet je wekelijks in een veel bekeken tv-programma komen, dan krijg je een lastige bekendheid. Er is wel een moment geweest dat het lastig kón zijn. Maar dat is nu helemaal niet meer.
Er staan ook filmpjes van u op Youtube. Bekijk je die wel eens?
Deprez: Neen, ik heb dat wel nog gedaan, maar ik ben daarmee gestopt, want dit is een beroep dat zelfs bij mij het effect heeft dat ik heel zelfbewust word en dat is geen fijne situatie. Ik vind het goed, als je iets maakt, dat je gaat proberen erbuiten te staan en te kijken “wat is dat nu eigenlijk? Is dat goed, is dat niet goed, kunnen we dat nog bijsturen?” Maar het is niet goed om in het dagelijkse leven te gaan nadenken over de mening van anderen. Of ik dat nu wil of niet, ik neem dat toch serieus. Dan is het echt geen goed idee om Youtube-filmpjes van jezelf te gaan bekijken en commentaren te lezen van mensen die u geweldig of juist een eikel vinden.
U kijkt dus niet naar uzelf, maar misschien wel naar de concurrenten?
Deprez: Ook niet zo vaak, ik weet niet of dat is omdat ik dat moeilijk vind. Ik heb daar vaak niet zoveel zin in. Ik zit al vier of vijf avonden per week in een theaterzaal. Maar als ik een tijd niet heb gespeeld, dan ben ik wel hongerig.
Capelle: Ik heb wel vaak zin, maar geen tijd.
Deprez: Ik ben die paar dagen gewoon graag thuis. Ik bekijk wel DVD’s en beluister heel veel radioreportages, maar probeer het niet te zien als inspiratie. Ik zou graag gewoon willen kijken, luisteren, het los laten en zonder doel ernaar luisteren, maar dat lukt me niet zo vaak eigenlijk.
Ik heb ook ergens gelezen dat u een fan bent van Alex Agnew. Is dat waar?
Deprez: Dat is eigenlijk niet waar. Ik hou wel heel veel van de energie die loskomt als hij aan het spelen is, maar het is niet mijn smaak wat betreft humor. Ik heb meer affiniteit met Wim Helsen, Josse De Pauw of Hans Teeuwen, hoe verschillend dat ook is met wat ik maak. Als ik naar Wim ga kijken, dan ben ik daar zeer hard van onder de indruk.
Alex Agnew heeft ook onlangs in het Sportpaleis opgetreden. Zou je dat ook eens willen doen?
Deprez: Neen, want met wat ik doe, heeft het weinig zin. Ik begin steeds liever in kleinere zalen te spelen. Of bijvoorbeeld in ‘Maanziek’ zitten er zo goed als geen uitgeschreven moppen met een pointe en dat is wat je in dat Sportpaleis wel voortdurend nodig hebt: een opbouw en binnen de dertig seconden een ontlading. Met dit soort voorstelling kun je daar werkelijk niets gaan zoeken. Als dit bestaanrechten heeft, dan is het in dit soort zalen en in kleinere zalen dan dit. Ik heb daar ooit op de Pop Poll, twee jaar geleden iets gedaan met Wannes en ik vond dat eerlijk gezegd de hel, ik vind het zeer griezelig om daar iets te moeten gaan doen. Ik heb daar echt het gevoel van een geweer tegen uw hoofd “Wees grappig” en dat is voor mij een ongelooflijk weinig vruchtbare bodem.
Vindt u dat er onderwerpen zijn waarmee niet gelachen mag worden?
Deprez: Euhm, nee (lacht), nee, maar ik vind dat zeer moeilijk om dat op voorhand te zeggen. Ik heb vaak wel een idee op een moment dat er een rel is over iets of je dat zou mogen zeggen of niet. Is er volledige vrijheid van meningsuiting? Geen idee, dat werkt niet zo in mijn hoofd. Dat werkt in de rechtspraak trouwens ook niet zo hé. Ik word ook vaak kwaad als er op die manier journalisten bellen als er een relletje is om te vragen “Moet er een volledige vrijheid van meningsuiting zijn?” Ik weet dat niet.
Het is wel in het concept van de voorstelling, maar de liedjes gaan over gevoelens en dan worden ze zo in het belachelijke getrokken in de voorstelling. Het is een heel delicaat evenwicht om ze dan toch te brengen. Want dat is toch niet zo normaal als zanger?
Capelle: Dat is wel altijd een beetje onze zorg geweest, dat we het niet in het belachelijke trokken, of toch niet té belachelijk maakten. Ik zou het zeker niet fijn vinden als ze mijn nummers helemaal zouden afbreken. Er is eigenlijk maar één zo’n moment geweest: wanneer ik ²een liedje probeer in te zetten van “ik probeer u te vergeten” en dat Wouter stug voor zich uit blijft kijken. Maar dan verschuift dat eigenlijk al redelijk snel.
Deprez: We waren daar op voorhand bang voor. Maar al van de eerste try-out is het zo geweest dat wat wij ook probeerden en hoe grof de stukken tussen de nummers ook waren, die nummers bleven altijd recht. Zelfs als ik nadien de tekst erbij nam, begon te analyseren en op iedere zin zat te kappen, dan bleef dat nummer eigenlijk nóg recht.
Als laatste vraag: het heeft niets te maken met de voorstelling, maar sinds wanneer heeft u die oorbel en waarom?
Deprez: Dat was een rite de passage, een overgangsrite. In ons college mocht je geen oorbellen dragen en ik zat niet graag op school. Het was de eerste dag na de examens: we hadden een vergadering met de mensen die monitoren zouden zijn op het speelplein. Toen zei ik “Voilà, ‘t school is voorbij en ik wil graag een oorbel.” En toen heeft een vriend de goedheid gehad om die te prikken bij mij met een voorlopige oorbel, zo’n bolletje en een staafje. Hij was er van overtuigd dat het zo moest, dat ik mijn oorlel op de lavabo moest leggen en hij daar met dat staafje op moest duwen (gelach). Volgens hem ging dat heel gemakkelijk zijn, maar we zijn er toch een uurtje mee bezig geweest om dat daar door te krijgen. (gelach)
door Lotte Smets, Anna De Smet, Lien Claeys en Jelena Van Meerbeek
met speciale dank aan Nozizwe
door Lotte Smets, Anna De Smet, Lien Claeys en Jelena Van Meerbeek
met speciale dank aan Nozizwe
Geen opmerkingen:
Een reactie posten