Taste Festival Leuven
’T STUK – LEUVEN
Van dinsdag 26 tot vrijdag 29 april tonen jonge kunstenaars wat ze in hun mars hebben tijdens het Taste Festival in Leuven. Wij gingen praten met de jonge beeldend kunstenaar Erki De Vries en choreograaf Benjamin Vandewalle, die samen de voorstelling ‘One/Zero’ op poten hebben gezet. Ook de choreograaf Vincenzo Carta wist niet aan onze vragen te ontsnappen.
Op het zonnige terras van het STUK-café ontmoetten we Erki De Vries en Benjamin Vandewalle. Die laatste was zelfs bereid zijn lunch voor ons nog even aan de kant te zetten. Volgens ons heeft de honger hun helder denken en antwoorden niet aangetast, maar oordeelt u vooral zelf.
Jullie hebben al vaker samengewerkt, maar waar kennen jullie elkaar eigenlijk van ?
Vandewalle: Een paar jaar geleden organiseerde ik een tentoonstelling waarvoor ik verschillende kunstenaars had uitgenodigd en Erki was één van de artiesten die gereageerd hadden op mijn oproep. Die samenwerking is toen vrij vlot verlopen en vanaf dan ben ik Erki’s werk beginnen volgen.
Hoe kom je dan op het idee om samen iets te beginnen want choreograaf en beeldende kunstenaar is toch een beetje een rare combinatie?
De Vries: Dat hangt af van wat je maakt. Voor deze voorstelling bestond mijn werk vooral uit het maken van een aantal ruimtes en installaties waarin je moet als toeschouwer een actor kunt zijn en je eigen weg bepalen, terwijl er een voorstelling gespeeld wordt. Voor het decor baseerde ik mijn installaties op choreografieën en ging ik dus ook veel naar dansvoorstellingen kijken. Mijn persoonlijk doel was om de installaties niet alleen te bouwen, maar ze ook te ‘choreograferen’.
Vandewalle: Bij mij is het net omgekeerd, ik probeer mijn dansen te plaatsen in een specifieke ruimte en dus moest ik inspiratie opdoen om er iets vormelijks van te maken. Ik ging dus ook veel naar voorstellingen en tentoonstellingen.
Dus het was gemakkelijk om samen te werken? Verschillen van mening en visie kwamen nooit voor?
De Vries: Het samenwerken op zich was niet zo moeilijk, maar meningsverschillen zijn tijdens een samenwerking bijna evident.
Maar het lag dus bijvoorbeeld niet aan het feit dat jullie visie anders zou zijn omdat de één beeldend kunstenaar is en de ander choreograaf?
De Vries: Natuurlijk wel, maar je bent met twee heel verschillende kunstenaars met elk een andere visie en voor een groot deel loopt dat mooi samen, maar je hebt allebei een andere kijk op de zaken.
Vandewalle: Als ik bijvoorbeeld met een andere choreograaf samenwerk, werken we beiden in hetzelfde medium en kan het wel eens voorkomen dat het nog harder botst. Je hebt ook allebei heel specifieke ideeën voor hetzelfde medium en met twee soorten media behoudt elk idee zijn eigen ruimte.
De Vries: Absoluut. Wij hebben nu ook elk onze eigen vakkennis en wat Benjamin kan, daar raak ik niet aan.
We discussiëren soms wel over fundamentele dingen zoals de vorm. Die beslissingen moet je gewoon samen nemen. Wat Benjamin doet met de dansers, ik kan daar mijn mening over zeggen, maar (wegwerpgebaar) dat is zijn gebied en hij moet zich op dat vlak niets van mij aantrekken. Omgekeerd net hetzelfde: ik kan doen wat ik wil. Soms bekvechten we wel eens over het één of ander, maar samenwerken aan een voorstelling draait voor een groot deel ook rond vertrouwen.
Jullie hebben ook eerder samengewerkt, in 2009 was dat, de voorstelling heette ‘Birdwatching’. Zijn jullie er nu anders aan begonnen, hebben jullie op een andere manier moeten samenwerken?
De Vries: Bij ‘Birdwatching’ moesten we echt vanaf nul beginnen, het heeft wel een maand geduurd voor we zeker waren van wat we wilden doen. Er waren heel veel ideeën, alles (ook wij) moest nog op elkaar worden afgestemd, het was een soort aftastende zoektocht. Bij ‘One/Zero’ was er meteen een vrij duidelijk concept en dat maakt een groot verschil.
Vandewalle: Bij ‘One/Zero’ wordt er gewerkt met het principe dat het licht continu aan en uit gaat en dat heeft altijd al vastgelegen.
Bij een live-opvoering heb je direct contact met je publiek en dat vinden jullie allebei belangrijk. Zou je ooit een opvoering filmen en dan daarna vertonen?
De Vries: In mijn eigen werk gebruik ik soms video-elementen. Dat is een ander medium, maar je hebt evengoed publiek nodig dat naar je video kijkt. Het blijft wel anders; met video’s kun je dingen anders doen dan live. Tijdens een film kun je ook gewoon naar buiten lopen terwijl een voorstelling een bepaald verloop heeft en je hem moet uitzitten.
Vandewalle: Een live publiek biedt ook andere mogelijkheden. Er zijn bepaalde effecten die op het witte doek helemaal anders over zouden komen dan live. Onze interesse gaat uit naar wat we live met mensen kunnen doen. Ik heb een paar jaar geleden hier in het STUK wel een aantal dansfilms vertoond, onder andere van mijn tijd in Mozambique. Bij zo’n dingen ligt je interesseveld ergens anders e dan kies je dus ook voor film om verschillende redenen. In een voorstelling zoals ‘One/Zero’ ligt de nadruk op de ervaring van het ‘hier en nu’. Bij film is zoiets veel moeilijker omdat je een grotere afstand te overbruggen hebt.
‘Het publiek maakt de voorstelling.’
De omschrijving van de voorstelling is: ‘een opmerkelijke en innovatieve choreografie in stripvorm’. Is dat een juiste visie, of hoe zou je hem zelf omschrijven?
Vandewalle: Ik ben niet echt tevreden met die omschrijving. In mijn ogen maakt het publiek de voorstelling door in hun eigen hoofd met alle losse elementen één geheel te creëren. Daar gaat het voor mij vooral om.
De Vries: Een stripverhaal gaat trager: het zijn allemaal aparte beelden, maar je glijdt er doorheen, je kunt zelf bepalen hoe je ze koppelt. Bij een strip kun je ook af en toe gaan terugkijken, hier krijg je tussen elk beeld een ‘black-out’, dan wordt het in de zaal helemaal donker gemaakt. Daardoor moet je, om het volgende beeld te kunnen begrijpen, zelf in je geheugen gaan zoeken naar het vorige. Zo blijft het tafereel nawerken en word je als toeschouwer teruggeworpen op jezelf.
One/Zero heeft een vrij wetenschappelijke achtergrond. Er komen aspecten van fysica aan bod, maar ook van filosofie en neuropsychologie. Het is een vrij complex concept en een beetje vergezocht misschien, hoe is het idee geëvolueerd?
De Vries: We stellen ons in het stuk verschillende levensvragen zoals: ‘wat is tijd?’, ‘hoe werkt ons brein?’, ‘hoe nemen we informatie op en hoe verwerken we die’ en ‘wat is ruimte en hoe staan wij als mens in die ruimte?’. Maar we zoeken ook naar onze perceptie, naar hoe wij kijken naar de wereld rondom ons. Dit zijn misschien abstractere concepten, maar het zijn wel dingen die ons allemaal verbinden. We doen geen wetenschappelijk onderzoek of proefondervindelijk werk, maar we zijn oprecht geïnteresseerd in de wetenschappelijke verklaring voor deze vragen.
Is er in deze voorstelling een boodschap die je wil meegeven aan je publiek?
De Vries: We willen het publiek vooral vragen of ze zich bewust zijn van hoe ze naar de wereld kijken, of ze beseffen dat iedereen anders naar de dingen kijkt en zelf zijn waarheid bepaalt en dat er geen objectieve werkelijkheid bestaat.
Dus jullie willen het publiek meer iets laten beseffen dan ze echt iets bij te leren?
Vandewalle: Er is geen intellectuele boodschap of kernzin als, ‘het leven is mooi’, de boodschap zit in de ervaring zelf. We geven ons publiek een kans anders in de wereld te gaan staan door gewoon te beleven.
De Vries: Als kunstenaar maak je in de eerste plaats iets omdat je je een vraag stelt en er een oplossing voor probeert te vinden. Voor mij is een werk pas geslaagd als je er zelf iets over hebt bijgeleerd. Je beleeft dan de ervaring ook zelf en je voelt dat je werk je een stap verder heeft gebracht, en in het beste geval heeft het publiek dat ook.
Kun je nu zeggen dat je veel van je eigen werk hebt bijgeleerd?
De Vries: Praktisch wordt je natuurlijk altijd een beetje beter in wat je doet, maar je voelt ook meer hoe je in het leven staat, je wordt bewuster van jezelf.
Vandewalle: Experimenteren zoals bij ‘Birdwatching’ leert jezelf heel veel over hoe je bewegingen aanschouwt. Op die manier verrijkt het je want doordat je dingen wil onderzoeken en je geïnteresseerd bent, kom je heel veel dingen te weten.
‘Voor mij is een werk pas geslaagd als ik zelf iets heb bijgeleerd.’
Benjamin, van jou speelt er ook een voorstelling die je alleen hebt gemaakt, namelijk ‘CoproduPUBLIEKtie’. Die draait rond het concept ‘subsidiëring’. Is het een artistieke vorm van kritiek?
Vandewalle: Ik geef zeker geen kritiek. De voorstelling gaat erover dat bij dit systeem de omstandigheden en vorm van je werk heel bepaald zijn. Subsidiëring is absoluut nodig, maar we moeten niet zomaar alles aanvaarden, we moeten ons vragen stellen en alternatieven uitproberen. Je bent als artiest volledig afhankelijk van dit systeem, dus ik ben op zoek gegaan naar een andere manier om werk te creëren.
Vandewalle: Ik geef zeker geen kritiek. De voorstelling gaat erover dat bij dit systeem de omstandigheden en vorm van je werk heel bepaald zijn. Subsidiëring is absoluut nodig, maar we moeten niet zomaar alles aanvaarden, we moeten ons vragen stellen en alternatieven uitproberen. Je bent als artiest volledig afhankelijk van dit systeem, dus ik ben op zoek gegaan naar een andere manier om werk te creëren.
In je voorstelling vraag je dus rechtstreeks dingen aan het publiek?
Vandewalle: Ik nodig het publiek uit om mij te steunen, mee producer te zijn bij een nieuwe voorstelling die ik wil maken. Ik vraag financiële bijdragen, maar in ruil krijgen zij tickets voor de première, ze zijn mee betrokken bij het creatieproces en ik vraag hen om feedback.
Vandewalle: Ik nodig het publiek uit om mij te steunen, mee producer te zijn bij een nieuwe voorstelling die ik wil maken. Ik vraag financiële bijdragen, maar in ruil krijgen zij tickets voor de première, ze zijn mee betrokken bij het creatieproces en ik vraag hen om feedback.
Je promoot dan eigenlijk een soort mecenassysteem. Vind je dat systeem ook beter dan het subsidiëringsysteem dat we nu hanteren?
Vandewalle: Voorlopig is er nog niets bezig, dus kan ik het niet vergelijken, maar ik denk dat beide systemen zo hun voor- en nadelen hebben. De subsidiemethode vereist veel tijd en soms krijg je het nodige geld niet eens, maar bij het mecenassysteem is het budget natuurlijk veel minder en je moet tot op zekere hoogte meer dan anders rekening houden met je publiek.
Vandewalle: Voorlopig is er nog niets bezig, dus kan ik het niet vergelijken, maar ik denk dat beide systemen zo hun voor- en nadelen hebben. De subsidiemethode vereist veel tijd en soms krijg je het nodige geld niet eens, maar bij het mecenassysteem is het budget natuurlijk veel minder en je moet tot op zekere hoogte meer dan anders rekening houden met je publiek.
Je bent een professionele choreograaf, hoelang ben je eigenlijk al met dans bezig?
Vandewalle: Ik ben beginnen dansen toen ik acht jaar was en ik heb later een opleiding Klassiek Ballet gevolgd aan de Koninklijke Balletschool in Antwerpen. Op mijn negentiende ben ik overgeschakeld naar hedendaagse dans maar ik ben pas beginnen choreograferen toen ik 21 was.
Wat vind je het leukst: zelf dansen of iemand een choreografie aanleren?
Vandewalle: Zelf dansen in mijn eigen choreografie. Om goed te kunnen coördineren bij deze voorstelling, moest ik mijn drang om mee te dansen op het podium aan de kant zetten.
Je zei daarnet ook al dat je Mozambique hebt gewerkt. Was het moeilijker of anders om daar te werken dan hier?
Vandewalle: Ik ben heb voor Mozambique gekozen omdat ik daar mensen kende van mijn tijd aan P.A.R.T.S. (Performing Arts Research and Training Studios vzw nvdr.). Die mensen waren ook met hedendaagse dans bezig, maar in een totaal andere context. Laat het nu net de context zijn die je werk bepaalt. Je werkt er ongeveer met dezelfde ideeën als hier, maar de omstandigheden zijn helemaal anders en dat maakt het voor mij heel interessant. De mensen zelf zijn niet anders; als ik daar met iemand zou improviseren, zou dat hetzelfde zijn hier.
Erki, hoe kun je als kind eigenlijk bezig zijn met beeldende kunst? De Vries: Toen ik klein was, maakte ik al heel veel dingen. Vanaf mijn zestiende heb ik school gelopen in Brussel en daar heb ik een voorbereidend jaar architectuur gedaan, al wilde ik echt beeldhouwkunst studeren. Ik ben ook naar heel veel tentoonstellingen gaan kijken en door al die verschillende werken heb ik beseft, ‘dit wil ik ook, zoiets wil ik maken’.
Experimenteerde je daarvóór al, in je vrije tijd ?
De Vries: Toen ik jonger was, was ik vooral bezig met muziek. De interesse voor kunst was er gewoon en via school maakte ik al dingen. Ik voelde dat dit iets voor mij was en dat ik het goed kon, maar ik ben pas echt dingen voor mezelf beginnen maken toen ik ongeveer twintig was. In het begin maak je veel omdat het bijvoorbeeld moet voor school, maar om voor jezelf te werken moet je toch een soort knop omdraaien. Ik doe mijn werk heel graag, ik krijg er energie van, alles gaat sneller, maar bovenal word ik er ook gelukkiger van.
Wat vinden jullie het leukst om te doen: een soloproject maken of samen met iemand iets in elkaar steken?Vandewalle: Allebei hebben voordelen en nadelen. Als je helemaal alleen werkt, zit je na een tijd ‘in uw studiooke uwen kas op te fretten’. Je hebt geen referentiepunt dus je loopt een beetje verloren, maar langs de andere kant ben je helemaal vrij en moet je met niemand rekening houden. In groep wordt je dan weer voortdurend geïnspireerd door elkaar, maar samenwerken met mensen kan soms heel moeilijk zijn.
De Vries: Je zit dan ook in een werkrelatie. In relaties moet je kunnen communiceren en dat is niet altijd even makkelijk.
‘Er bestaat geen objectieve waarheid.’
Vinden jullie het belangrijk dat je goed overeen komt met de personen met wie je werkt? Zou jullie voorstelling er anders aan toegaan als jullie band louter professioneel was?
De Vries: Ik denk van niet. Je kunt een goede voorstelling maken door alleen te teren op een werkrelatie, maar nu met Benjamin heb ik ook een vriendschappelijke relatie. Het wordt pas echt moeilijk als je met een heel goede vriend gaat samenwerken. Het is soms moeilijk je relaties van elkaar te onderscheiden. Bij ons is dat nu ook: wij kunnen echt ruzie maken op professioneel vlak, maar als je buiten stapt, is dat afgelopen. Je kiest op voorhand met wie je wil samenwerken, want een band is belangrijk. Ik kan me niet voorstellen dat ik samen zou werken met iemand met wie ik niet overeen kom.
Vandewalle: De mensen met wie je samenwerkt moeten ook mensen zijn met wie je zou kunnen samenwonen want een werkproces kan soms heel intensief zijn. Nu logeren we met de dansers allemaal samen in eenzelfde appartement van het STUK, dus we moeten het echt wel kunnen vinden met elkaar. Tijdens casting is dat dan ook één van mijn eerste en belangrijkste criteria. Ik kies liever een danser met wie ik een band heb, dan een danser die technisch heel goed is, maar met wie ik niet overeen kom.
En om af te sluiten: tussen ‘Birdwatching’ en One/Zero’ zit er ongeveer anderhalf jaar, wat hebben jullie in die periode gedaan?
De Vries: In 2009 had Thomas Ryckewaert ter gelegenheid van het Darwin-jaar een drieluik gemaakt, en het laatste luik was een voorstelling waarvoor ik het decor heb ontworpen. Voor deze voorstelling hebben we ons niet zozeer gebaseerd op wetenschappelijke informatie, maar vooral op onze eigen kijk. Dan heb ik naast die voorstelling hier en daar nog kleinere zijprojecten gedaan en een eigen werk geproduceerd.
Vandewalle: Ik heb gewoon gewerkt aan deze voorstelling!
“Hoger? Nee, ik wil dieper gaan!”.
Toen we met ons drieën aan het Stukgebouw aankwamen, moesten we zoeken naar een Italiaanse danser. Zo moeilijk was hij niet te vinden. De artiesten waren met veel aan het lunchen, maar zelfs langs achter was Vincenzo Carta niet moeilijk te herkennen. Met zijn donkerbruine haren en een krant in zijn hand. We hebben onze Engelse cursussen weer in ons hoofd moeten bovenhalen om deze jonge kunstenaar onder onze vragen te bedelven.
Om te beginnen: de voorstelling heet ‘Gnosis #1’. Dat is een rare naam. Waar komt hij vandaan?
Gnosis is een Grieks woord voor kennis. Ik bedoel ermee: kennis die je krijgt door ervaring met je eigen lichaam en door wat je ziet. Zulke kennis krijg ik door mijn werk. Dus geen rationele kennis. Ik heb geen persoonlijke interesse in Griekenland, maar Gnosis was gewoon het juiste woord.
Jullie beelden één lichaam uit, dat gevormd wordt door vier dansers met één collectief brein. Waar komt dat idee vandaan?
Wel, we werken met het idee van hersengolven en het collectieve brein. Er zijn vier verschillende hersengolven. Er is een computerprogramma dat de hersengolven analyseert en vier gemoedstoestanden meet. Dus wij zijn met vier en ieder van ons neemt één van de vier gemoedstoestanden aan en als resultaat vormen wij tezamen een collectief brein.
Eerder zei u dat het vooral gaat over kennis die je krijgt door directe ervaringen. Krijgt u die kennis door het dansen of van iets anders?
Wat je ook doet, het bestaat op één of andere manier al. En al de kennis, die instinctief uit je komt, die wordt door ons geabsorbeerd. We hebben voor de voorstelling gewerkt met elektroden op ons hoofd. Door die ervaring leren we onze hersengolven en onze gemoedstoestand te controleren. Dat maakt de voorstelling een beetje mystiek.
Hebben de dansers alles samen met u gemaakt?
Natuurlijk, het is onmogelijk om het hoofd van iemand anders te controleren. Ze moeten weten wat er aan de hand is. We hebben hier allemaal moeten leren hoe we met ons brein om moeten gaan.
Uw ideeën zijn zeer origineel en ingewikkeld. Hoe kom je aan zoiets?
Door te surfen op het internet kwam ik iets over hersengolven tegen. Toen kreeg ik meer interesse voor het brein. En niet alleen voor het brein, ook voor het lichaam. Door het systeem dat ik hier gebruik, kunnen wij onze gevoelens aan het publiek duidelijk maken. Door de hoofdtelefoon die we tijdens het dansen dragen, zetten we onze gevoelens om in geluid en licht.
Gelukkig ken ik een componist die met elektronische muziek en de nodig technologie werkt. Door hem werd het mogelijk.
Hoe voelt u zich als u aan het optreden bent? Heb je stress en angst om geen fouten te maken of overheerst de passie voor het dansen?
Dat is een heel moeilijke vraag omdat we juist de gevoelens van stress opzij moeten zetten. Doordat we zo bezig zijn met onze gevoelens zouden we dat allemaal tonen in onze dans en dat zou heel de voorstelling verpesten.
Danst u meer voor uzelf dan voor het publiek?
Hm, nee. (lacht) Terwijl ik aan het dansen ben denk ik niet veel aan de toeschouwers, maar voor een deel doe ik het ook voor hen. Ik wil hen laten zien hoe ik me voel.
U hebt uw studie architectuur laten vallen om te gaan dansen. Waarom?
Ik had een passie voor architectuur, maar op een bepaald moment vroeg mijn lichaam om te bewegen. Mijn instinct zei me dat mijn ziel bij het dansen lag. Ik danste al toen ik heel jong was, maar dat was amateuristisch. Als kunstenaar dansen is nog iets heel anders.
Mijn familie was wel teleurgesteld dat ik stopte, maar toch zijn ze me blijven steunen. Ze komen ook naar deze voorstelling kijken, maar wel pas als hij in Sicilië te zien is, waar ze wonen.
Hoe ziet u uw nabije toekomst? Wilt u graag ‘hoger’ klimmen? Zou u graag beroemder worden?
Ik zou wel beroemd willen zijn, maar ik wil toch oprecht blijven. Want als je beroemd bent, is het makkelijk om mensen blij te willen maken en jouw droom uit het oog verliezen. Ik wil niet dat ik te veel over het commercieel aspect denk. Ik hoop dat we ooit rond de wereld kunnen reizen om ons werk te voorstellen.
U komt van Sicilië. Denkt u dat uw afkomst een invloed heeft op uw danskeuze? Stel dat u uit Amerika kwam, zou u dan niet veel meer bezig zijn geweest met hip hop, pop, etc…?
Deels wel. Maar je hoeft niet Amerikaans te zijn om iets met hip hop te willen doen, dat heeft met je interesse te maken. Ik heb ook invloeden uit België opgepikt, want ik heb hier wel negen jaar gestudeerd. Maar ik denk wel dat ik hip hop gedaan zou kunnen hebben. (lacht)
Zou u een andere danser zijn als u niet in P.A.R.T.S. had gezeten?
Ik zou hélemaal verschillend zijn als ik daar niet gezeten had. De kwaliteit van de les die we daar hebben gekregen is zeer hoog. Ik heb daar ook manieren mee gekregen om mijn creativiteit de vrije loop te laten. Ik heb natuurlijk geen glazen bol, maar ik denk dat ik een veel minder goed danser zou zijn als ik daar niet had gezeten.
U hebt al samen met Benjamin Vandewalle gewerkt in ‘We Go’. Gaat u naar zijn voorstellingen kijken volgende week?
Ongetwijfeld. Maar voor de première ga ik al naar de repetities kijken. We geven elkaar feedback en volgen elkaars werk. Waar ik ga zitten? Misschien niet in het eerste rij, maar toch wel ergens in het midden!
Zie je jezelf over een paar jaar hoger dan je nu bent?
Euh, hoger heeft geen betekenis voor mij. Ik wil dieper gaan. Ik probeer elke dag iets nieuws te leren, oprecht te zijn. Hoger gaan geeft geen verrassingen. Alle schatten zitten diep.
Zitten de meeste van uw vrienden meer binnen de muziekwereld of niet?
Beiden. Ik zit natuurlijk in die wereld, dus is het logisch dat ik daar ook vrienden heb. Maar ik heb ook vrienden over van toen ik studeerde en die hebben niets met muziek te maken. Mijn beste vrienden hebben eigenlijk niets met muziek.
Mist u uw thuis soms?
Ja, maar niet als er zon is. (lacht). Als het grijs en bewolkt is wel.
Hoe vindt u België?
Geweldig. Grijs en geweldig!
Door Nozizwe, Lien, Lotte en Jelena
Geen opmerkingen:
Een reactie posten